7 Tips voor beginnende bouwkundestudenten

Bouwkunde wordt over het algemeen gezien als een drukke studie waarin theorie en praktijk elkaar afwisselen. Bij het maken van een gebouw komen dan ook veel disciplines en vaardigheden kijken en met name een architect moet van vele zaken op de hoogte zijn. Specialisten zullen de verschillende onderdelen in detail uitwerken, maar een architect moet begrijpen waar deze specialisten mee bezig zijn, zodat hij of zij daarover met hen kan praten en er rekening mee kan houden in het ontwerp. Daarom is een studie bouwkunde vooral breed georiënteerd en kent deze vele facetten. Om je niet onder te laten sneeuwen in het vele werk en de vele informatie, volgen hier de beste zeven tips voor de beginnende bouwkundestudent:

Tip 1. Zie de studie als één geheel van op elkaar afgestemde vakken

Het curriculum van bouwkunde aan de TU Delft is opgebouwd uit theorievakken, vaardigheden en ontwerpen. De theorie en vaardigheden komen in het eerste deel van het semester aan de orde en zijn nadrukkelijk afgestemd op de ontwerpopdracht van de tweede helft van het semester. Probeer hier je voordeel mee te doen en probeer je in te denken waarvoor de theorie in de praktijk kan dienen. Meestal zal de docent in de colleges voorbeelden geven van concrete toepassingen. Zo niet, probeer deze dan zelf of in samenwerking met medestudenten te bedenken, zodat je weet waar je je kennis kan toepassen wanneer je aan de slag gaat met je ontwerp. Onderschat niet het belang van de vaardigheden en kennis die je bij al deze vakken opdoet en probeer dus ook deze te halen, want het zal de ontwerpopdracht makkelijker maken.

Tip 2. Begin op tijd aan je opdrachten

Zoals gezegd is bouwkunde een drukke studie waarin alle vakken nauw op elkaar afgestemd zijn. Als je een opdracht te laat of niet af hebt, betekent dat niet alleen dat je je studiepunten misloopt, maar ook dat je belangrijke kennis of vaardigheden mist voor het vervolg. Als je het vak of de opdracht dan later nog moet afmaken, kom je weer tijd tekort voor de volgende opdracht. Probeer deze stress te voorkomen en je tijd goed te plannen, zodat je weet wanneer wat af moet.

Tip 3. Werk samen met medestudenten

Probeer samen te werken en te sparren met medestudenten waar dat kan en deel je informatie. Sommige opdrachten lenen zich voor samenwerking. Wanneer je docent dit aanraadt, zou ik dit ook zeker doen. Probeer bijvoorbeeld allemaal een deel van de informatie te verzamelen die voor de opdracht nodig is en deel deze informatie met elkaar. Zorg wél dat je de informatie van elkaar begrijpt. Bij ontwerpen is het belangrijk dat je regelmatig discussieert met andere mensen. Dit moet sowieso wekelijks met je docent, maar het is nuttig om dit ook met medestudenten te doen. Het kan je verder helpen en je dingen doen inzien die je zelf nog niet bedacht had. Je kunt bijvoorbeeld met één of meerdere collega-studenten afspreken om één keer per dag een half uurtje bij elkaar te gaan zitten en je ontwerp of deelprobleem uit te leggen en elkaar vragen te stellen. Zie dit niet als een gelegenheid om elkaar kritiek te geven, maar om elkaar verder te helpen. Laat duidelijk zien waar je zelf achter staat, maar ook zeker waar je nog tegenaan loopt.

Tip 4. Teken! (Liefst met pen en papier)

Niets is zo nuttig als het verbeelden van je ideeën. Dingen die in je hoofd lijken te kloppen, kunnen er ineens heel anders uitzien als je ze op papier zet. Teken je ideeën op verschillende detailniveaus, kijk ernaar van een afstandje (figuurlijk) en probeer knelpunten te identificeren en op te lossen. De computer kan hierbij een goed hulpmiddel zijn, maar heeft als valkuil dat het trager gaat en dat je vaak te gedetailleerd werkt, wat de creativiteit niet ten goede komt. Werk daarom bij voorkeur, zeker in het begin, met pen en papier en wees er niet te zuinig mee. Een schetsrol is goed om mee te werken, omdat deze qua formaat minder beperkend is en semitransparant is. Je kunt dan nog één en ander versterken om de essentie weer te geven of juist in dezelfde plattegrond verschillende lagen met verschillende informatie aanbrengen. (Denk bijvoorbeeld aan functies, technische voorzieningen en klimaateisen.) Wil je toch gebruik maken van een computer, kies dan voor een programma als SketchUp waarin je intuïtief en ontwerpend kan tekenen. Een programma als AutoCAD of Revit is meer geschikt voor de gedetailleerde uitwerking.

Tip 5. Wees niet bang om fouten te maken

Fouten zijn er om van te leren. Als je dingen schetst en vervolgens laat zien aan je medestudent of je docent, kan deze de kritieke punten eruit halen. Als je niets tekent omdat je bang bent dat het fout is, is er ook niets om over te praten en kun je ook niet verder. Bovendien kom je er vaak pas achter hoe iets wél moet als je het eerst fout hebt getekend.

Tip 6. Probeer kritiek altijd positief te zien

Bij de wekelijkse begeleidingsmomenten zal je docent je vaak wijzen op dingen die niet goed zijn. Niet alle docenten zijn daar even tactisch in. Probeer de kritiek niet persoonlijk op te nemen, maar zie het als een kans om je ontwerp verder te brengen. Dit kan heel lastig zijn, aangezien je vaak heel erg hard hebt gewerkt om er vervolgens achter te komen dat je docent het niks vindt. Probeer je docent dan te zien als een opdrachtgever en probeer erachter te komen waarom hij niet tevreden is, en wat er veranderd kan worden zodat hij wél met het ontwerp akkoord gaat. Dit is vaak het lastigste aspect van ontwerpen, aangezien hierin ook vaak persoonlijke voorkeuren meespelen, waar niemand helemaal los van kan komen – ook je docent niet.

Tip 7. Last but not least: Have fun!

Uiteindelijk is het veelzijdige karakter van een bouwopgave juist ook datgene wat het interessant maakt. Probeer het te zien als een puzzel en laat je fantasie de vrije loop!


Met de juiste aanpak verspil je minder tijd en energie. Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek in Amsterdam, Eindhoven, Leiden of Rotterdam. Je bent van harte welkom.

Aanmelden voor een kennismakingsgesprek

Plan van aanpak voor de hbo-scriptie: Help!

Het schrijven van een plan van aanpak (PvA) kan frustrerend zijn. Het is allemaal nieuw voor je en opleidingen geven vaak weinig aanwijzingen. Als je al feedback krijgt (en dat is lang niet altijd geval), krijg je meestal alleen te horen wat er níét goed is aan je plan van aanpak. Wat je wél moet doen, wordt zelden uitgelegd. Je moet het blijkbaar zelf uitvinden. Je doorzettingsvermogen wordt flink op de proef gesteld. Houd moed, want met de informatie in deze blogpost kun je waarschijnlijk weer vooruit. En als dat niet het geval is, dan kun je ons altijd bellen om een uurtje scriptiebegeleiding in te plannen.

Wat staat er in een plan van aanpak?

De eisen voor een plan van aanpak verschillen per opleiding*, maar meestal bevat het PvA drie onderdelen:

1) een uiteenzetting van de probleemanalyse,  
2) een beschrijving van theorie en modellen,  
3) een plan voor de onderzoeksmethodiek.  

Deze drie onderdelen komen overeen met de onderwerpen van eerste drie hoofdstukken van de standaard hbo-scriptie. In de blogpost over de standaard hbo-scriptie wordt meer verteld over de inhoud van deze hoofdstukken. De informatie over de eerste drie hoofdstukken is van toepassing op de inhoud van het plan van aanpak.

Hoeveel bladzijden heeft een plan van aanpak?

Er is geen vast aantal bladzijden voor een PvA – tenzij je opleiding dat expliciet vermeldt. De een werkt zijn PvA verder uit dan de ander. Je kunt kiezen voor een compacte, maar sluitende beschrijving van de voornoemde onderdelen, of voor een uitgebreide uitwerking van deze onderdelen in drie hoofdstukken. Er is wat dat betreft geen goed of fout. Kies je voor een uitgebreide uitwerking en wordt je PvA goedgekeurd, dan heb je de eerste drie hoofdstukken van je scriptie al klaarliggen en kun je meteen starten met deskresearch of veldonderzoek. Kies je voor een compacte omschrijving, dan hoef je minder tekst te wijzigen als je PvA niet meteen goedgekeurd wordt. Meer bladzijden betekent niet noodzakelijk een beter PvA. Of je nu een kort of een lang PvA schrijft, je opzet moet goed zijn om goedkeuring te krijgen.

Wat maakt een plan van aanpak goed?

Een goed plan van aanpak is sluitend. Met ‘sluitend’ bedoelen we dat je probleemanalyse klopt, dat het advies dat je van plan bent te gaan schrijven zal bijdragen aan het oplossen van het probleem van je opdrachtgever, en dat de kennis die je verzamelt tijdens je deskresearch of veldonderzoek volgens de theorie nodig is voor het opstellen van dat advies. Een goede scriptie is niet noodzakelijk erg omvangrijk of bijzonder origineel. Veel belangrijker is het dat alle hoofdstukken op elkaar aansluiten, dat de structuur helder is voor de lezer, en dat het advies weer aansluit bij het probleem.

Waar vind ik een goed voorbeeld van een plan van aanpak voor een hbo-scriptie?

Online vind je weinig goede voorbeelden van een plan van aanpak. Onze ervaring is ook dat een voorbeeld niet altijd nodig is: elk afstudeerproject is uniek en vraagt dus om een eigen plan van aanpak. Als je toch een indruk wilt krijgen, dan kun je het beste gebruik maken van de HBO Kennisbank. Zoek in deze database naar scripties van vergelijkbare opleidingen of naar scripties met vergelijkbare onderwerpen. Selecteer een aantal relevante scripties en bekijk hoe de probleemanalyse, het theoretisch kader en de onderzoeksmethoden op elkaar aansluiten. Merk op dat elke scriptiestudent het anders aanpakt en vul vervolgens het schema voor de structuur van jouw scriptie in.

Kost mijn PvA te veel tijd? Krijg ik mijn scriptie straks niet af?

Deze vraag rijst vaak op het moment dat een PvA niet meteen goedgekeurd wordt. Studenten willen graag starten met het veldonderzoek, maar hebben het gevoel dat ze tegengehouden worden door de uitblijvende goedkeuring van het PvA. Realiseer je op zo’n moment dat je al lang met je scriptie bent begonnen. Met het uitdenken van je PvA denk je immers in essentie je hele scriptie uit. Als jij je PvA uitgebreid uitwerkt, heb je straks de eerste drie hoofdstukken van je scriptie klaarliggen. Dat is niet niks. Realiseer je dat productiviteit tijdens een scriptietraject niet altijd wordt uitgedrukt in het aantal geschreven woorden per dag. In tegendeel: doorgaans ben je een derde deel van de tijd informatie aan het verzamelen, een derde deel informatie aan het verwerken (in gedachten) en ten slotte een derde deel van de tijd aan het schrijven. Je kunt niet schrijven zonder eerst na te denken. Een dag zitten lezen, speuren en broeden op een idee is dus niet noodzakelijk verloren tijd! Gun jezelf de tijd om de boel goed uit te denken voor je gaat schrijven. Trek uiteraard wel op tijd aan de bel als je echt vastzit of last heb van studieontwijkend gedrag.

*De eisen voor een plan van aanpak verschillen per opleiding. Neem daarom de informatie die je krijgt van je opleiding goed door. Krijg je weinig informatie? Dan kun je eerst uitgaan van de informatie in dit stuk en check je vervolgens bij je docent of je plan aansluit bij zijn/haar verwachtingen. Blijf altijd goed communiceren met je docent, want zijn of haar verwachtingen wegen zwaarder dan de aanwijzingen die je van ons krijgt – al staat het je natuurlijk vrij om te proberen je docent te overtuigen van jouw plannen voor jouw individuele project.


Geeft je opleiding te weinig uitleg over scripties? Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek in Amsterdam, Eindhoven, Leiden of Rotterdam. Je bent van harte welkom.

Aanmelden voor een kennismakingsgesprek

De beste tentamentip: bedenk zelf tentamenvragen

Hoe bereid je een tentamen goed voor? Wat is nu de beste manier om voor een tentamen te leren? De specialisten van Studiemeesters geven je de beste tentamentips.

Of het nu gaat om open boektentamens of multipele choicetentamens, het enkel lezen van de stof geen effectieve techniek om tentamens voor te bereiden. Beter is het om actief met de stof bezig te zijn, en de allerbeste aanpak is jezelf vragen te stellen (en deze te beantwoorden natuurlijk!). Dat klinkt simpel, maar jij bent toch geen docent? Dus hoe stel je nou de juiste vragen op? En wat doe je er vervolgens mee?

Stap 1: Onderzoek wat er van je wordt verwacht

Het is belangrijk om te achterhalen wat jouw docent van je verwacht op het tentamen. Doe dit helemaal in het begin van de cursus: dan focus je direct op de juiste kennis en vaardigheden, en bespaar je jezelf veel tijd!

Bekijk daartoe eerst de vorm van het tentamen. Zijn het open vragen of is het multiple choice? Is het een essay, gaat het om casusvragen, is het een openboektentamen of misschien een ‘take-home exam’? De vorm van een tentamen bepaalt hoe je de stof moet kennen. Bij een openboektentamen hoef je bijvoorbeeld geen feiten te stampen, maar moet je werken aan een goed begrip van de stof en aan het leggen van verbanden tussen de onderdelen. Bij een casus moet je de theorie goed kunnen toepassen. Bij open vragen of essays zul je goed moeten kunnen onderbouwen.

Onderzoek vervolgens welk type vragen er op een tentamen gesteld worden. Hiervoor zijn proeftentamens het meest geschikt. Zijn deze niet voorhanden, vraag dan je docent om voorbeeldvragen. Ga na of de vragen in de collegesheets of de oefenopgaven in het boek representatief zijn. Analyseer de vragen goed: vraagt je docent vooral om feiten of is het meer een overzichtstentamen waarin je verbanden moet kunnen leggen tussen de onderdelen? Krijg je voorbeelden waarop je theorie moet toepassen? Moet je uitleggen hoe de modellen werken? Afhankelijk daarvan kun je je gaan focussen op een bepaald type kennis.

Stap 2: Maak je vragen

Nu je weet wat in grote lijnen belangrijk is, leef je je in de rol van jouw docent in: welke vragen zou je concreet stellen om deze kennis te toetsen? Schrijf de vragen op, en apart hiervan ook de juiste antwoorden. Maak bijvoorbeeld flashcards en zet de vraag op de ene kant en het antwoord op de andere kant. Bedenk bij multiplechoicetentamens ook een paar verkeerde antwoorden en instinkers. Ter inspiratie volgen hieronder voor diverse typen kennis voorbeeldvragen.

Feitenkennis:

Dit is voor het betere stampwerk: je moet kunnen navertellen ‘wat het is’ of ‘wat er gebeurd is’. Je kan daartoe beweringen simpelweg omdraaien tot een vraag:

• Wat is…?
• Wanneer…?
• Waar…?
• Met wie…?

Begrip:

Om een beter beeld te krijgen van de werking van een bepaald mechanisme of een theorie stel je jezelf vragen als:

• Hoe werkt…?
• Wat zijn de oorzaken van…?
• Waarom is dit zo?
• Wat zijn de gevolgen van…?
• Welke bewijzen zijn er voor…?

Toepassen:

Soms moet je de stof kunnen toepassen; je krijgt dan bijvoorbeeld een casus voorgelegd. Het is belangrijk om daar goed mee te oefenen. Overigens: ook als je geen toepassingsvragen op het tentamen krijgt, kan het werken met casussen en voorbeelden je helpen om heel droge stof beter te onthouden: daarmee komt de stof tot leven. Als je geen concrete voorbeelden hebt, mag je ook best je fantasie gebruiken! Gebruik voorbeelden die jou aanspreken en die goed blijven hangen. Hulpvragen zijn:

• Wat is een voorbeeld van…?
• In welke situatie komt dit van pas, en hoe?
• Wat zouden in deze situatie de voordelen en nadelen zijn van…?
• Heb ik zelf zoiets meegemaakt? Herken ik dit in mijn dagelijks leven?
• Hoe zou dit er in de praktijk uit kunnen zien?

Structuur en overzicht, verbanden leggen

Vaak is hetgeen je moet leren aanvankelijk een grote en onoverzichtelijke hoeveelheid informatie. Een goede manier om alles te onthouden is het aanbrengen van structuur en overzicht. Als je eenmaal een ‘kapstok’ hebt, kun je daarin alle losse onderdelen plaatsen en zul je ze beter onthouden. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een mindmap. Bovendien komt het vaak voor dat je op een tentamen verschillende theorieën moet kunnen vergelijken en evalueren. Daartoe helpen de volgende vragen:

• Wat hebben deze twee zaken met elkaar te maken?
• Hoe staat dit deel van de stof in relatie tot het vorige?
• Waarin zeggen ze hetzelfde?
• Waarin verschillen ze?
• Welke is beter en waarom?

Stap 3: Oefen

Dit opstellen van vragen was op zichzelf al een goede manier om de stof beter te begrijpen, te plaatsen en te onthouden. Bovendien heb je nu een mooie set tentamenvragen met antwoorden. Ga daar vervolgens ook echt mee oefenen: zo beklijft de informatie beter en krijg je inzicht in welke onderdelen je al wel, en welke je nog niet goed beheerst.

Overhoor jezelf bijvoorbeeld wekelijks. Beantwoord dan steeds zonder te spieken jouw zelfgemaakte vragen, controleer je antwoorden en herhaal vragen die je moeilijk vond.

Stap 4: Deel

Deel jouw vragen met medestudenten en stimuleer hen om ook hun vragen met jou te delen. Zo creëren jullie samen een mooie verzameling oefenvragen, en kunnen jullie elkaar overhoren.

Stap 5: Simuleer

Oefen in de periode voor het tentamen nog eens extra. Boots daartoe de tentamensituatie geheel na. Kies dus uit jouw volledige set willekeurig een aantal vragen uit, haal je boeken van tafel, zet je wekker op bijvoorbeeld anderhalf uur, schrijf je antwoorden volledig uit, en kijk na afloop als een ware docent jouw tentamen na.

Kortom: kruip in de huid van je docent en vraag jezelf een weg door de stof!


Met de juiste aanpak presteer je veel beter op tentamens. Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek in Amsterdam, Eindhoven, Leiden of Rotterdam. Je bent van harte welkom.

Aanmelden voor een kennismakingsgesprek

Het verschil tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek

Voor je scriptie moet je onderzoek doen. In de wetenschap zijn twee vormen van onderzoek te onderscheiden: kwalitatief onderzoek en kwantitatief onderzoek. Maar wat is nu eigenlijk het verschil tussen deze twee?

Het verschil

De woorden ‘kwalitatief’ en ‘kwantitatief’ geven al een belangrijk verschil aan. Kwalitatief onderzoek richt zich op de kwaliteit van de data door de nadruk te leggen op het begrijpen van een kleine onderzoeksgroep of een ander onderzoeksobject. Het eigen subjectieve perspectief kan hierin een belangrijke rol spelen. Kwantitatief onderzoek richt zich daarentegen op het verzamelen en analyseren van cijfermatige gegevens en gebruikt daarvoor een onderzoeksgroep met meer respondenten die zodoende een grotere kwantiteit aan data oplevert. Door de cijfermatige benadering ligt de nadruk niet op het begrijpen, maar op het verklaren van relaties tussen variabelen.

Laten we als voorbeeld relaties nemen. Tijdens een lange relatie leer je de complexiteit van een relatie kennen en begrijp je steeds beter wat een duurzame relatie inhoudt. Vanwege de diepgang wordt de kwalitatieve kennis steeds rijker. Je kunt een gedetailleerde beschrijving geven van de aspecten die belangrijk zijn. Echter, je kennis van relaties is alleen maar gebaseerd op deze ene relatie.

Als je ervaring hebt met meerdere korte relaties, is je kennis van relaties gebaseerd op de kwantiteit. Omdat je geen ervaring hebt met een lange relatie, heb je minder zicht op de vraag welke aspecten mogelijk belangrijk zijn bij een lange relatie, maar je weet wel meer over relaties in het algemeen. Op basis van deze cijfermatige kennis kun je bijvoorbeeld uitspraken doen over mogelijke patronen, gemiddelden, of verbanden.

Het verschil in de praktijk: inductief en deductief onderzoek

Kwalitatief onderzoek is vaak inductief van aard. Hiermee wordt bedoeld dat de onderzoeker van tevoren geen duidelijke verwachtingen heeft ten aanzien van de vraag welke informatie hij denkt te gaan vinden. Aan het begin van een relatie weet je nog niet wat je te wachten staat, maar door vallen en opstaan leer je steeds meer en kun je uiteindelijk conclusies trekken.

Kwantitatief onderzoek is vaak deductief van aard. Op basis van bestaande informatie wordt een verwachting uitgesproken. Er wordt een algemene ‘hypothese’ (de verwachting) opgesteld die bevestigd of ontkracht gaat worden. Een voorbeeld van zo’n hypothese is de stelling dat mannen over het algemeen de oudere partner in een relatie zijn. Om deze stelling te onderzoeken, moet je informatie hebben van meerdere relaties, en niet slechts van een enkele.

De verschillende methoden

Kwalitatief (inductief) onderzoek maakt voornamelijk gebruik van observaties en diepte-interviews. De data wordt geordend door te coderen. Deze benadering is echter te tijdrovend om op een grote onderzoeksgroep toe te passen. Door te observeren en uitgebreid te praten met een kleine groep respondenten ontstaat er een gedetailleerd beeld, maar alleen van deze kleine groep.

Kwantitatief onderzoek maakt voornamelijk gebruik van vragenlijsten en statistiek. De vragenlijsten (questionnaires) worden verspreid onder een grote groep mensen, waardoor er een algemeen beeld ontstaat. Deze onderzoeksgegevens kun je veralgemeniseren, of generaliseren, naar een grotere populatie. Op basis van gegevens uit meerdere relaties kun je dan wellicht stellen dat de man over het algemeen inderdaad ouder is dan de vrouw.

Mixed methods

In de praktijk kunnen beide methoden goed in combinatie gebruikt worden. Het voordeel hiervan is dat je zowel een gedetailleerd als een algemeen beeld kunt ontwikkelen. Zo kun je bijvoorbeeld door middel van kwalitatief onderzoek een verdiepende studie naar één relatie doen. De bevindingen kun je vervolgens in een vragenlijst verwerken die je voorlegt aan een grote groep mensen. Je kunt zo bepaalde interessante aspecten van een relatie nader analyseren door cijfermatige verbanden te onderzoeken. Op deze manier combineer je de sterke eigenschappen van beide methoden, en vermijd je de beperkingen.

Studiemeesters helpt studenten zoals jij vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek op een van onze locaties of online. Je bent van harte welkom.

Aanmelden voor een kennismakingsgesprek

Het theoretisch kader en de rol van wetenschappelijke literatuur in de scriptie

Het schrijven van een theoretisch kader en het verwerken van wetenschappelijke literatuur in je scriptie kan best lastig zijn. Als je begrijpt wat de functie van de theorie in je scriptie is, wordt het makkelijker om erover te schrijven. Om het procedé inzichtelijk te maken zullen we de scriptie met een talkshow vergelijken.

De talkshow-vergelijking

Het ‘kunstje’ dat je met je scriptie moet laten zien, is het vergelijken van theorie en praktijk. De theorie is het ideaalplaatje, “zo zou het moeten gaan” volgens de onderzoekers. In jouw scriptie ga je na wat je daar in de praktijk van herkent en ga je de verschillen, maar ook de overeenkomsten verklaren. Je kunt je literatuurhoofdstuk of je theoretisch kader als een soort discussie zien waarbij jij de gespreksleider bent – en de theorieën of modellen zijn de sprekers, jouw gasten aan tafel.

Talkshow-host

Hoe maak je een discussie interessant? Dat is in de eerste plaats door mensen uit te nodigen die relevant zijn voor en daadwerkelijk verstand hebben van het thema van jouw scriptie. En dan? Vraag je sprekers die het met elkaar eens zijn, die elkaar aanvullen of die juist tegenovergestelde meningen hebben?

Jij bepaalt de volgorde waarin ze aan bod komen en maakt de bruggetjes tussen de sprekers om daarmee de luisteraar ‘bij de les’ te houden, bijvoorbeeld door te zeggen: “U hoort het, mevrouw X zegt dit erover … ik weet dat u een andere mening hebt…”, of: “U heeft eerder ook onderzoek gedaan naar dit onderwerp: wat vindt u van de beweringen van meneer P?”

Jij leidt het gesprek dus door meningen te verzamelen, tussentijds samen te vatten, richting te geven tot wat uiteindelijk een soort conclusie wordt van waar de partijen nu staan: wat heeft het vergelijken van de verschillende opvattingen opgeleverd aan standpunten? Komen ze overeen of “do we agree to disagree”? Alles kan!

Met een overzicht en een conclusie naar aanleiding van de discussie sluit jij de bijeenkomst af. Je hebt dan relevante theorie over je onderwerp besproken en kunt kijken of de ‘ideaalbeelden’ van de sprekers wel of niet terugkomen in de praktijk: zo ontstaan je onderzoeksvragen!

Feiten checken

Die onderzoeksvragen neem je vervolgens mee in de methodologie. Pas wanneer je weet wat je gaat onderzoeken, kun je immers gaan bepalen hoe je iets gaat onderzoeken: middels interviews, observaties, een experiment, een enquête of een combinatie van verschillende methoden. Als je eerst je onderzoek doet en dan pas theorie erbij gaat zoeken, loop je het risico dat blijkt dat je een verkeerde methodiek hebt gekozen, of dat je niet helemaal de juiste vragen hebt gesteld en dus bepaalde belangrijke concepten uit je model of theorie niet gemeten hebt.

Grote kans dat je dan niet alle informatie hebt verzameld om bijvoorbeeld een model goed in te vullen. Je gaat dan ook in omgekeerde volgorde je methodologie opbouwen, waardoor je het risico loopt erachter te komen dat je beter een enquête had kunnen houden, maar daar geen tijd meer voor hebt…. Dit gaat dan vooral ten koste van de validiteit: meten wat je wilde meten. Of in dit geval: achteraf bedacht hebben wat je wilde meten…

Napraten

Wat komt er uit die vergelijking tussen theorie en praktijk? Is er bijvoorbeeld sprake van een andere respondentengroep (groter, kleiner, anders…) of was de onderzoeksperiode verschillend (meestal korter), of had je misschien een andere onderzoeksmethode? Al deze zaken kunnen leiden tot een afwijking van de theorie of een niet helemaal betrouwbaar resultaat.

Dat hoeft niet meteen een ramp te zijn; het gaat erom dat je hebt laten zien dat je weet wat de relevante theorie was bij dit onderwerp (de ‘interessante sprekers’) en dat je hebt laten zien dat je weet hoe je daarop een onderzoek kunt bouwen. In je discussie- of reflectiehoofdstuk (bij de verschillende opleidingen worden verschillende namen gebruikt) kun je dan aangeven hoe dat op grond van de verkregen inzichten op een andere manier zou kunnen worden aangepakt. Ook dat is belangrijk, en je krijgt er punten voor – je kunt immers niet alles voorzien, maar achteraf aangeven dat je beseft hoe het beter had gekund, hoort ook bij de kennis waarvan ze willen dat je die toont bij je afstuderen.


Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek in Amsterdam, Eindhoven, Leiden of Rotterdam. Je bent van harte welkom.

Aanmelden voor een kennismakingsgesprek