Veelgebruikte modellen voor hbo-scripties

Vaak is het mogelijk om voor het beantwoorden van de hoofdvraag of de deelvragen van je scriptie een model te gebruiken. Bij veel studies is dit zelfs een verplicht onderdeel van de scriptie. Het model dat je wilt gebruiken, bespreek je in het theoretisch kader. Maar voordat je dit kunt doen, moet je eerst het meest relevante model voor jouw scriptie kiezen. Veel studenten vinden het lastig om het voor hen juiste model te vinden. Daarom zetten we voor jou, in alfabetische volgorde, de 13 modellen op een rijtje die in hbo-scripties het meest worden gebruikt.

3C-model, oftewel de strategische driehoek

Dit model, bedacht door Kenichi Ohmae, gaat ervan uit dat er drie factoren zijn die aan bedrijfssucces bijdragen: het bedrijf zelf (Corporation), de klant (Customer) en de concurrentie (Competition). Volgens Ohmae bestaat er een balans tussen deze factoren: de zogenaamde ‘strategische driehoek’. Door de drie factoren te analyseren krijg je inzicht in de wijze waarop het bedrijf zich op een waardevolle manier van de concurrentie kan onderscheiden. Daar kan vervolgens de bedrijfsstrategie op aangepast worden.

5 Product Levels

Philip Kotler onderscheidt 5 ‘product levels’ waarin een product zich vanuit het perspectief van de consument kan bevinden: basis, generiek, verwacht, aangevuld en potentieel. Een consument is volgens Kotler pas tevreden over een product wanneer dat voldoet aan de verwachte waarde of hoger scoort dan die waarde. Volgens Kotler draait het bij concurrentie tussen bedrijven niet zozeer om de waarde van het product zelf, maar om de waarde die een bedrijf aan het product kan toevoegen in de vorm van adviezen, dienstverlening, verpakking, reclame en andere zaken die voor een consument van waarde zijn.

5W-model voor afnemersanalyse

Met dit model breng je aan de hand van vijf vragen het gedrag van klanten (afnemers) in kaart. Je geeft antwoord op de vragen wie de huidige en potentiële klanten zijn, wat zij met de producten doen, waar zij deze kopen, wanneer zij dat doen en waarom zij dit wel of juist niet doen. Hierdoor krijg je inzicht in de kansen en bedreigingen vanuit het perspectief van je afnemers. De antwoorden kun je als input voor een SWOT-analyse of een marketingstrategie gebruiken.

8-Step Change Model

John Kotter heeft 8 factoren voor succesvolle verandering binnen organisaties geformuleerd: een urgentiebesef creëren, een leidende coalitie vormen, de visie en strategie bepalen, communiceren, de randvoorwaarden opstellen, kortetermijnsuccessen boeken, verbeteringen consolideren, en de veranderingen borgen. Dit levert een analysemodel op dat bruikbaar is voor scripties die zich met organisatieverandering en organisatieontwikkeling bezighouden.

BCG-Matrix

Met deze matrix, ontwikkeld door de Boston Consulting Group (BCG), vergelijk je de marktgroei en het marktaandeel van bepaalde producten of diensten met elkaar. Op basis van deze vergelijking kun je bepalen in welk segment een bedrijf meer moet investeren en in welk segment minder, en of het misschien bepaalde producten of diensten beter helemaal niet meer kan aanbieden. De BCG-Matrix wordt vaak gebruikt voor een portfolio-analyse.

Business Model Canvas

Met het Business Model Canvas van Alexander Osterwalder en Yves Pigneur maak je een bedrijfsmodel in één A4’tje inzichtelijk. Dit doe je aan de hand van 9 variabelen: klantsegmenten (customer segments), waardepropositie (value proposition), klantrelaties (customer relationships), kanalen (channels), inkomstenstromen (revenue streams), belangrijkste bedrijfsmiddelen (key resources), kernactiviteiten (key activities), belangrijkste partners (key partners) en kostenstructuur (cost structure). Van deze variabelen wordt de waardepropositie, de toegevoegde waarde die je met jouw product of dienst aanbiedt, ook als zelfstandige analyse-instrument gebruikt. Op basis van dit model krijg je inzicht in de vraag of het bedrijfsmodel goed in elkaar zit en, wanneer dat niet het geval is, waar verbeteringen nodig zijn.

Confrontatiematrix

Een confrontatiematrix helpt je om inzicht te krijgen in de relatie tussen een onderneming en de markt. De sterktes en zwaktes uit een SWOT-analyse zet je af tegen de kansen en bedreigingen uit de markt. Je ‘confronteert’ deze interne en externe factoren met elkaar, waardoor je inzicht krijgt in de zogenaamde markt-fit en in strategische issues. Met deze informatie kun je je marketingstrategie optimaliseren. Dit model wordt ook wel de output van de SWOT-matrix genoemd.

DESTEP-analyse

Door het uitvoeren van een DESTEP-analyse krijg je inzicht in de externe factoren (Demografisch, Economisch, Sociaal/cultureel, Technologisch, Ecologisch, Politiek/juridisch) die de omgeving van een onderneming bepalen. Hier kan de bedrijfsstrategie op aangepast worden. Inzichten uit de DESTEP-analyse kun je gebruiken als input voor je SWOT-analyse en voor de situatieanalyse van je marketingplan.

GAP-analyse

Met een GAP-analyse breng je de verschillen in kaart tussen de huidige identiteit van een bedrijf (hoe mensen nu tegen het bedrijf aankijken) en het gewenste imago (hoe het bedrijf over wil komen). Wanneer identiteit en imago niet overeenkomen, is er sprake van aan gap. Op basis van de GAP-analyse kun je een verbeterplan opstellen. De GAP-analyse wordt veel toegepast voor commerciële bedrijven, maar kan ook gebruikt worden voor de analyse van non-profit-organisaties die bepaalde doelgroepen willen bereiken.

Marketingmix

De marketingmix wordt vaak gebruikt als basis voor het ontwerpen van een marketingstrategie. De mix is bekend van de 4 P’s van Jerome McCarthy (Product, Prijs, Plaats en Promotie), later door Bernard Booms en Mary Jo Bitner aangevuld tot de 7 P’s (die helaas niet net zo mooi in het Nederlands omgezet kunnen worden; de Engelse termen zijn People (mensen), Process (proces) en Physical evidence (resultaat)). Om de gehele marketingstrategie te laten slagen zijn alle P’s van belang. Vaak doe je voor het invullen van de marketingmix een marktonderzoek, zodat je bij het invullen rekening kunt houden met de wensen en behoeftes van je doelgroep.

PDCA-cyclus

PDCA staat voor Plan-Do-Check-Act, oftewel de onderdelen van een continue verbeteringscyclus die is ontwikkeld door William Edwards Deming. Dit model wordt gebruikt om verandertrajecten in kaart te brengen die een kwaliteitsverbetering tot doel hebben. De cyclus bestaat uit het plannen van acties, het uitvoeren van deze acties, het checken van het resultaat en het eventuele bijstellen van de plannen naar aanleiding van de check. Dit model wordt veel toegepast in het onderdeel van je scriptie waarin je je aanbevelingen doet, of als analysemodel voor kwaliteitsverbeteringsvraagstukken.

SWOT-analyse

SWOT staat voor sterktes (Strenghts), zwaktes (Weaknesses), kansen (Opportunities) en bedreigingen (Threats). Door deze elementen in kaart te brengen krijg je inzicht in wat er goed en minder goed gaat binnen een bedrijf, afdeling, project, verkoopstrategie of evenement. De uitkomsten van deze analyse kun je gebruiken voor de input van andere modellen, zoals de confrontatiematrix. Omgekeerd kunnen de uitkomsten van andere modellen, zoals het 5W-model of de DESTEP-analyse, ook de input vormen van een SWOT-analyse.

Vijfkrachtenmodel

Volgens Michael Porter wordt elke bedrijfstak door vijf potentiële concurrentiekrachten beïnvloed: de macht van leveranciers, de macht van afnemers, de mate waarin er substituten en complementaire goederen verkrijgbaar zijn, de dreiging van nieuwe toetreders tot de bedrijfstak en de onderlinge concurrentie tussen deelnemers binnen de bedrijfstak. De sterkte van al deze krachten bepaalt hoeveel winstpotentieel er over is voor een bedrijf. De uitkomsten van een analyse op basis van het vijfkrachtenmodel kun je gebruiken om je marketingstrategie te versterken of als input voor een externe analyse.


Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek in Amsterdam, Eindhoven, Leiden of Rotterdam. Je bent van harte welkom.

Aanmelden voor een kennismakingsgesprek

Resultaten en analyse voor de hbo-scriptie

Heb je voor je hbo-scriptie kwantitatief onderzoek gedaan met behulp van een enquête? En vraag je je nu af hoe je de resultaten van je enquête moet rapporteren? In deze blogpost leggen we uit hoe de meeste hbo-studenten dat aanpakken.

Indeling van je resultatenhoofdstuk

Je kunt je hoofdstuk op verschillende manieren indelen. Begin bijvoorbeeld met een paragraaf waarin je de verdeling van je sociaal-demografische variabelen rapporteert, vervolg dan met een paragraaf waarin je de resultaten van al je enquêtevragen inzichtelijk maakt en sluit af met een derde paragraaf waarin je de resultaten rapporteert van een data-analyse naar verbanden tussen variabelen. Een andere mogelijke indeling is werken met je deelvragen. Je gebruikt dan de onderwerpen van de deelvragen als tussenkopjes en geeft onder elk kopje de resultaten van de enquêtevragen van de betreffende deelvraag.

Het verschil tussen resultaten en analyse

Soms maken opleidingen een onderscheid tussen resultaten en analyse. Een gangbare opvatting over het verschil tussen deze twee is gebaseerd op het onderscheid tussen beschrijvende statistiek (het rapporteren van ‘descriptives’) en toetsende statistiek (ook wel inferentiële statistiek genoemd). Als je in het resultatenhoofdstuk van je hbo-scriptie resultaten en analyses apart moet bespreken, dan kun je het volgende doen: Rapporteer eerst de resultaten van je enquêtevragen met behulp van figuren (taart- of staafdiagrammen, histogrammen) of tabellen (frequentietabellen). Ga vervolgens aan de slag met data-analyse om verbanden tussen variabelen aan te tonen (met behulp van kruistabellen, ANOVA’s of regressies) en rapporteer de uitkomsten van de analyses.

Tip: Maak 100% gestapelde staafdiagrammen voor het rapporteren van resultaten van enquêtevragen met Likertschalen.

Verhouding tekst en figuur/tabel

De vuistregel is: Een tabel of een figuur is nooit alleen. Dat betekent dat er altijd een stukje tekst bij een figuur of een tabel hoort, en dat er vanuit de tekst naar de tabel of figuur wordt verwezen (“zie figuur 1.1.”). Wat je niet moet doen, is alle informatie of getallen uit de tabel of figuur overnemen in de tekst. Dan kun je de figuur of tabel immers net zo goed weglaten. Wat bespreek je dan in de tekst? Voeg iets toe; kijk zelf goed naar de figuur en noem twee of drie dingen die je daarbij opvallen. Zie je een patroon? Of zie je afwijkende dingen? Let wel op dat je nog geen conclusies trekt, anders heb je straks onder het kopje ‘Conclusies’ niets meer te vertellen. Beschrijf alleen objectief de resultaten.

Heb je altijd een figuur of tabel nodig?

Het antwoord op deze vraag is ‘nee’. De vuistregel is dat je voor het rapporteren van zo’n drie getallen geen tabel nodig hebt; je neemt ze gewoon op in de tekst. Als het om meer getallen gaat, maak dan wel even een tabel of een figuur.

Opmaak figuren en tabellen

Neem liever geen figuren en tabellen over uit SPSS. De vormgeving van SPSS laat namelijk nogal wat te wensen over en vaak staat er te veel niet-relevante informatie in de output van SPSS. Gebruik SPSS alleen om je getallen te genereren en exporteer deze dan naar Excel. Maak vervolgens figuren in Excel en plak ze in je Word-document (zonder omlijning of kader), en maak je tabellen in je Word-document. Geef alle tabellen en figuren een nummer en een titel (bijvoorbeeld: “Figuur 1.1. De mate waarin medewerkers tevreden zijn over de faciliteiten”). Tabellen en figuren nummer je los van elkaar. Er is dus zowel een tabel 1.1 als een figuur 1.1. Let op: de titel van een tabel staat bóven de tabel, maar de titel van een figuur staat ónder de figuur.

Tip: Een figuur is een plaatje of een afbeelding. Vuistregel: als het geen tabel is, dan is het een figuur.

Voorbeelden resultaten van enquêtes

Elke student bedenkt een eigen resultatenhoofdstuk. Het perfecte voorbeeld voor jouw resultatenhoofdstuk zul je waarschijnlijk niet vinden. Bekijk een paar verschillende resultatenhoofdstukken en bedenk dan zelf wat het beste is voor jouw scriptie. Voorbeelden vind je op de scriptiebank voor hbo-scripties.


Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek in Amsterdam, Eindhoven, Leiden of Rotterdam. Je bent van harte welkom.

Aanmelden voor een kennismakingsgesprek

Plan van aanpak voor de hbo-scriptie: Help!

Het schrijven van een plan van aanpak (PvA) kan frustrerend zijn. Het is allemaal nieuw voor je en opleidingen geven vaak weinig aanwijzingen. Als je al feedback krijgt (en dat is lang niet altijd geval), krijg je meestal alleen te horen wat er níét goed is aan je plan van aanpak. Wat je wél moet doen, wordt zelden uitgelegd. Je moet het blijkbaar zelf uitvinden. Je doorzettingsvermogen wordt flink op de proef gesteld. Houd moed, want met de informatie in deze blogpost kun je waarschijnlijk weer vooruit. En als dat niet het geval is, dan kun je ons altijd bellen om een uurtje scriptiebegeleiding in te plannen.

Wat staat er in een plan van aanpak?

De eisen voor een plan van aanpak verschillen per opleiding*, maar meestal bevat het PvA drie onderdelen:

1) een uiteenzetting van de probleemanalyse,  
2) een beschrijving van theorie en modellen,  
3) een plan voor de onderzoeksmethodiek.  

Deze drie onderdelen komen overeen met de onderwerpen van eerste drie hoofdstukken van de standaard hbo-scriptie. In de blogpost over de standaard hbo-scriptie wordt meer verteld over de inhoud van deze hoofdstukken. De informatie over de eerste drie hoofdstukken is van toepassing op de inhoud van het plan van aanpak.

Hoeveel bladzijden heeft een plan van aanpak?

Er is geen vast aantal bladzijden voor een PvA – tenzij je opleiding dat expliciet vermeldt. De een werkt zijn PvA verder uit dan de ander. Je kunt kiezen voor een compacte, maar sluitende beschrijving van de voornoemde onderdelen, of voor een uitgebreide uitwerking van deze onderdelen in drie hoofdstukken. Er is wat dat betreft geen goed of fout. Kies je voor een uitgebreide uitwerking en wordt je PvA goedgekeurd, dan heb je de eerste drie hoofdstukken van je scriptie al klaarliggen en kun je meteen starten met deskresearch of veldonderzoek. Kies je voor een compacte omschrijving, dan hoef je minder tekst te wijzigen als je PvA niet meteen goedgekeurd wordt. Meer bladzijden betekent niet noodzakelijk een beter PvA. Of je nu een kort of een lang PvA schrijft, je opzet moet goed zijn om goedkeuring te krijgen.

Wat maakt een plan van aanpak goed?

Een goed plan van aanpak is sluitend. Met ‘sluitend’ bedoelen we dat je probleemanalyse klopt, dat het advies dat je van plan bent te gaan schrijven zal bijdragen aan het oplossen van het probleem van je opdrachtgever, en dat de kennis die je verzamelt tijdens je deskresearch of veldonderzoek volgens de theorie nodig is voor het opstellen van dat advies. Een goede scriptie is niet noodzakelijk erg omvangrijk of bijzonder origineel. Veel belangrijker is het dat alle hoofdstukken op elkaar aansluiten, dat de structuur helder is voor de lezer, en dat het advies weer aansluit bij het probleem.

Waar vind ik een goed voorbeeld van een plan van aanpak voor een hbo-scriptie?

Online vind je weinig goede voorbeelden van een plan van aanpak. Onze ervaring is ook dat een voorbeeld niet altijd nodig is: elk afstudeerproject is uniek en vraagt dus om een eigen plan van aanpak. Als je toch een indruk wilt krijgen, dan kun je het beste gebruik maken van de HBO Kennisbank. Zoek in deze database naar scripties van vergelijkbare opleidingen of naar scripties met vergelijkbare onderwerpen. Selecteer een aantal relevante scripties en bekijk hoe de probleemanalyse, het theoretisch kader en de onderzoeksmethoden op elkaar aansluiten. Merk op dat elke scriptiestudent het anders aanpakt en vul vervolgens het schema voor de structuur van jouw scriptie in.

Kost mijn PvA te veel tijd? Krijg ik mijn scriptie straks niet af?

Deze vraag rijst vaak op het moment dat een PvA niet meteen goedgekeurd wordt. Studenten willen graag starten met het veldonderzoek, maar hebben het gevoel dat ze tegengehouden worden door de uitblijvende goedkeuring van het PvA. Realiseer je op zo’n moment dat je al lang met je scriptie bent begonnen. Met het uitdenken van je PvA denk je immers in essentie je hele scriptie uit. Als jij je PvA uitgebreid uitwerkt, heb je straks de eerste drie hoofdstukken van je scriptie klaarliggen. Dat is niet niks. Realiseer je dat productiviteit tijdens een scriptietraject niet altijd wordt uitgedrukt in het aantal geschreven woorden per dag. In tegendeel: doorgaans ben je een derde deel van de tijd informatie aan het verzamelen, een derde deel informatie aan het verwerken (in gedachten) en ten slotte een derde deel van de tijd aan het schrijven. Je kunt niet schrijven zonder eerst na te denken. Een dag zitten lezen, speuren en broeden op een idee is dus niet noodzakelijk verloren tijd! Gun jezelf de tijd om de boel goed uit te denken voor je gaat schrijven. Trek uiteraard wel op tijd aan de bel als je echt vastzit of last heb van studieontwijkend gedrag.

*De eisen voor een plan van aanpak verschillen per opleiding. Neem daarom de informatie die je krijgt van je opleiding goed door. Krijg je weinig informatie? Dan kun je eerst uitgaan van de informatie in dit stuk en check je vervolgens bij je docent of je plan aansluit bij zijn/haar verwachtingen. Blijf altijd goed communiceren met je docent, want zijn of haar verwachtingen wegen zwaarder dan de aanwijzingen die je van ons krijgt – al staat het je natuurlijk vrij om te proberen je docent te overtuigen van jouw plannen voor jouw individuele project.


Geeft je opleiding te weinig uitleg over scripties? Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek in Amsterdam, Eindhoven, Leiden of Rotterdam. Je bent van harte welkom.

Aanmelden voor een kennismakingsgesprek

Van Voorwoord tot Bijlagen – Uitleg over alle onderdelen van de scriptie

De scriptiespecialisten van Studiemeesters leggen uit welke onderdelen aan je scriptiehoofdstukken voorafgaan, welke erop volgen, en hoe je al deze onderdelen van de scriptie schrijft.

Voorblad scriptie / titelpagina

We bespreken álle onderdelen van het scriptiedocument en beginnen dan ook bij het voorblad, de titelpagina. Op het voorblad staan vaak vermeld: naam van de student, studentnummer, opleiding, namen beoordelaars, versie en datum. Vergeet niet een mooie titel te bedenken voor je scriptiedocument. Bij creatievere titels voeg je ter verduidelijking een ondertitel toe. Bijvoorbeeld: “Wat wil de rocker? Een kwalitatief onderzoek naar de wensen en behoeften van rock-liefhebbers voor een Brabants poppodium.”

Colofon

In het colofon vermeld je contactgegevens van jezelf, namen, titels en functies van je docenten en de contactpersonen bij je opdrachtgever. Als je niet wilt dat deze gegevens in een online scriptiebank terechtkomen, houd daar dan rekening mee bij het uploaden van je eindversie. Het opnemen van een colofon is niet verplicht, maar maakt een professionele indruk.

Voorwoord scriptie

Terwijl de inleiding echt het eerste hoofdstuk van je scriptie is, wordt het voorwoord gebruikt om een persoonlijk woord vooraf te schrijven. Wat erin staat, bepaal jij zelf. ‘Persoonlijk’ houdt hier in dat je kunt vertellen over het doel waarmee je ging studeren, over het plezier waarmee je aan je scriptie hebt gewerkt of over je plannen na je afstuderen. Als je over tegenslagen praat, probeer je dan genuanceerd, diplomatiek en een beetje positief uit te drukken. Als je dus wilt vermelden dat het niet altijd makkelijk was, voeg daar dan aan toe dat het erg leerzaam was. Bedank de mensen die je gesteund of geïnspireerd hebben. Vergeet je docenten niet: Bedank ze voor hun begeleiding en hun feedback in dit leerproces.

Samenvatting scriptie / Managementsamenvatting

Wat moet er in de samenvatting van een scriptie staan? En hij lang moet deze zijn? Om weer met de laatste vraag te beginnen: Bij het schrijven van je samenvatting beperk je je tot een A4’tje en daarbij gebruik je telkens één alinea om één hoofdstuk samen te vatten. Controleer of de samenvatting de volgende punten bevat: opdrachtgever, aanleiding, doelstelling, hoofdvraag, strekking deelvragen, belangrijkste modellen en/of theorieën, toegepaste onderzoeksmethoden, belangrijkste resultaten, belangrijkste conclusies (beantwoord daarmee de eerder genoemde hoofd- en deelvragen), belangrijkste aanbevelingen. Gebruik exact deze woorden in je tekst, dan weet iedereen meteen dat je alle relevante punten hebt benoemd. Bronvermeldingen zijn in de samenvatting niet nodig.

Inhoudsopgave

Ook de inhoudsopgave moet op één A4 passen. Zet er alleen hoofdstuk- en paragraafkoppen in, geen tussenkopjes. De inhoudsopgave fungeert als een wegwijzer voor de lezer. Voorwoord en samenvatting worden dus niet vermeld, want er staan alleen dingen in die ná de inhoudsopgave volgen. Maak gebruik van de automatische inhoudsopgave in Word, dan maak je geen fouten met paginanummers. Natuurlijk kunnen er tijdens het schrijven nog verschuivingen plaatsvinden in de tekst van je scriptie. Update daarom de automatische inhoudsopgave voor je de eindversie van je scriptie opslaat als PDF-file.

Hoofdstuk 1 – Hoofdstuk 6

Elk scriptiehoofdstuk heeft zijn eigen functie. Deze functies moet je kennen voor je een goede scriptiestructuur kunt opzetten. Lees hier meer over de hoofdstukindeling van de hbo-scriptie.

Literatuurlijst / Bronnenlijst volgens de APA-richtlijnen

De bronnenlijst komt voor de bijlagen. Zet je bronnen op alfabetische volgorde en noteer deze precies zoals de APA-richtlijnen voorschrijven. Gebruik bijvoorbeeld de APA-handleiding van de Universiteit Tilburg die je via Google kunt vinden. In hoofdstuk 1 en 2 van deze handleiding kun je per type bron opzoeken hoe je naar de bron verwijst vanuit de tekst van je scriptie, met name je theoretisch kader. Vaak gaat het dan om verkorte referenties (‘Hofstra, 2015’). In hoofdstuk 3 en 4 wordt beschreven hoe elk type bron in je bronnenlijst komt te staan. Dat is iets ingewikkelder, omdat je daarbij telkens een hele serie gegevens op een heel nauwkeurige manier moet noteren. Ga eerst na welk type bron je hebt (boek, artikel, blog of bijvoorbeeld website?), ga dan met behulp van de inhoudsopgave in de handleiding naar de paragraaf waarin de notatie voor dat type bron wordt beschreven, kijk hoe de vermelding eruit hoort te zien en schrijf jouw bron dan op EXACT dezelfde manier op. Let daarbij goed op het gebruik van komma’s, punten, spaties, schuinschrift en hoofdletters!

Bijlagen

Na de literatuur volgen vaak nog de bijlagen van je scriptie. Zet deze in een logische volgorde. Nummer ze met Romeinse cijfers en geef ze titels. Neem de cijfers en de titels op in je inhoudsopgave. Bijvoorbeeld:

Bijlage I. Terminologie in het Engels
Bijlage II. Operationeel model
Bijlage III. Vragenlijst online enquête

Alles op een rij

Tot slot volgt hier nog een overzicht van alle onderdelen van een standaard-hbo-scriptie.

Titelblad
Colofon
Managementsamenvatting
Voorwoord
Inhoudsopgave
H1. Inleiding
H2. Theoretisch kader
H3. Onderzoeksmethoden
H4. Resultaten
H5. Conclusies
H6. Aanbevelingen

Bronnenlijst
Bijlagen:
– Bijlage I. Vragenlijst
– Bijlage II. Frequentietabellen

Maak er wat moois van!


Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek in Amsterdam, Eindhoven, Leiden of Rotterdam. Je bent van harte welkom.

Aanmelden voor een kennismakingsgesprek

Welke hoofdstukindeling biedt een goede structuur voor een hbo-scriptie?

Hoe breng je structuur aan in een scriptie? Een goede structuur begint met een goede hoofdstukindeling. Elk hoofdstuk heeft zijn eigen functie. Deze functies moet je kennen voor je een goede scriptiestructuur kunt opzetten. Zet daarom vóórdat je begint met schrijven een hoofdstukindeling en een inhoudsopgave voor je scriptie op papier, of deel de hoofdstukken van een afgekeurde scriptie opnieuw in. Na het lezen van dit blog weet je hoe dat moet.

Standaardindeling

In deze blogpost wordt de meest voorkomende hoofdstukindeling besproken. Deze kan bij bijna alle studies worden toegepast, tenzij je specifieke, andere instructies van je opleiding krijgt.

Belangrijk: Aanwijzingen die je van je opleiding krijgt, wegen zwaarder dan de aanbevelingen in deze blogpost.

Deze standaardindeling van het document loopt synchroon met de fasen die je doorloopt in je onderzoeksproces. Daardoor geeft de hoofdstukindeling die we hier bespreken je veel inzicht in de stappen die jij moet maken om een scriptie te kunnen schrijven. Zet hem op papier voor je van start gaat.

Let op: bij twijfel altijd even afstemmen met je docent.

Hoofdstuk 1: Inleiding (met probleemanalyse en doelstelling)

Het eerste hoofdstuk is de inleiding van de scriptie. Studenten schrijven de inleiding nadat ze hebben bedacht wat het probleem van de opdrachtgever eigenlijk is en wat voor onderzoek daarbij hoort. De scriptie-inleiding is feitelijk een verslag van de probleemanalyse die je als scriptiestudent doorloopt om tot (deel)vragen te komen. Een probleemanalyse houdt in dat jij als onderzoeker/consultant nagaat wat het probleem precies is (=probleemstelling formuleren) en wat er onderzocht moet worden voordat een goede oplossing (aanbeveling) kan worden opgesteld. Veel voorkomende kopjes in dit hoofdstuk zijn: ‘Opdrachtgever’, ‘Aanleiding’, ‘Doelstelling’, ‘Hoofd- en deelvragen’, ‘Relevantie’, ‘Afbakening’ en ‘Leeswijzer’.

Hoofdstuk 2: Theoretisch kader / Literatuuronderzoek

Het theoretisch kader van de scriptie is een verslag van het literatuuronderzoek dat jij uitvoert om te ontdekken wat er allemaal bekend is over je onderwerp en wat het precies is dat je zult gaan onderzoeken. Je ontdekt bijvoorbeeld dat je bij een positioneringsonderzoek ook de concurrentie in kaart moet brengen en bespreekt daarom ook modellen voor concurrentieanalyses, zoals het vijfkrachtenmodel van Porter. Maak een samenhangend verhaal van je theoretisch kader. Doe alsof je een presentatie geeft over een onderwerp: geef een inleiding, praat de ‘slides’ aan elkaar en sluit mooi af.

Hoofdstuk 3: Onderzoeksmethoden

Na het lezen van dit hoofdstuk moet de lezer een goed beeld hebben van wat jij – achter je bureau of op straat – allemaal gedaan hebt om de uiteindelijke resultaten op te kunnen schrijven. Eigenlijk zou ik het onderzoek moeten kunnen herhalen zonder dat ik jou vragen hoef te stellen. De informatie in dit hoofdstuk is daarom best gedetailleerd en misschien een beetje saai. Dat geeft niet, dat hoort zo. Schrijf het hoofdstuk in voltooid tegenwoordige tijd (bijvoorbeeld: “is gevraagd”, “zijn geobserveerd”). Begin het hoofdstuk met een overzicht van de onderzoeksmethoden die je hebt ingezet voor de verschillende deelvragen. Geef daarna óf per deelvraag óf per onderzoeksmethode een omschrijving. Stel dat je enquêtes hebt gehouden, dan maak je een paragraaf ‘Enquêtes’ en werk je de volgende tussenkopjes uit: ‘Verantwoording keuze onderzoeksmethode’, ‘Onderzoeksdoelgroep’, ‘Steekproef’, ‘Vragenlijst’, ‘Dataverzameling’, ‘Data-analyse’, ‘Betrouwbaarheid en validiteit’.

Hoofdstuk 4: Resultaten

In dit hoofdstuk presenteer je de uitkomsten van je resultaten en analyse van je deskresearch en je veldonderzoek. Zet objectief op een rij wat je hebt gevonden. Doe dat bij voorkeur per deelvraag en anders per onderzoeksmethode. De lezer verwacht in dit hoofdstuk de uitkomsten van je onderzoek te zien. Leg niet uit hoe en waar je de informatie gevonden hebt; dat hoort al in je methodenhoofdstuk te staan. De resultaten van je literatuuronderzoek bespreek je hier ook niet; die staan immers al in je theoretisch kader. Je zult bij het schrijven de neiging hebben om conclusies te trekken, maar dat moet je toch nog even uitstellen, want in een scriptie hoor je pas conclusies te trekken in het conclusiehoofdstuk. Het motto is: Bewaar wat voor straks!

Hoofdstuk 5: Conclusie schrijven

Eindelijk is het zover: Je kunt antwoord geven op je hoofd- en deelvragen, sterker nog, je MAG (nu pas) antwoord geven op je hoofd- en deelvragen OMDAT je in het voorgaande hoofdstuk de feiten op een rij hebt gezet waar je de conclusies op baseert. En op deze conclusies baseer je straks weer de aanbevelingen die zullen bijdragen aan het oplossen van het probleem van de opdrachtgever dat je in je inleiding omschreef. De cirkel is bijna rond. Let erop dat je conclusies meer zijn dan alleen een samenvatting van de resultaten. Hoe zorg je daarvoor? Door een bondig antwoord op een deelvraag te formuleren en dit vervolgens te onderbouwen met argumenten die voortkomen uit je resultaten. Alle conclusies zijn gebaseerd op resultaten: er komt geen nieuwe informatie meer bij. Let erop dat je écht antwoord geeft op je vragen. Als dat niet lukt, kun je overwegen om de verwoording van je deelvragen zodanig aan te passen dat je er met je huidige resultaten wél antwoord op kunt geven. Tot aan dit hoofdstuk bestond je document nog uit losse, sterk gescheiden onderdelen. In dit hoofdstuk verbind je al die losse stukken met elkaar. Maak daarbij ook een koppeling tussen je resultaten en de theorieën of modellen uit je theoretisch kader.

Hoofdstuk 6: Aanbevelingen

Baseer je aanbevelingen op de conclusies. Maak ze concreet. De opdrachtgever moet immers weten wat hij moet doen om dichter bij de door hem gewenste situatie te komen. Het heeft geen zin om aan te geven dat de opdrachtgever “iets met SEO moet gaan doen” om meer leads te genereren, want dan weet hij nog steeds niet wat hij precies moet doen. Maak het dus concreet en adviseer de opdrachtgever bijvoorbeeld een communicatiemedewerker op cursus te sturen of een online marketingbureau in te schakelen. Je kunt eerlijk de voor- en nadelen van je advies vermelden. Wees ook realistisch. Het heeft geen zin om een stichting met een klein budget te adviseren een landelijke tv-reclamecampagne te lanceren om meer naamsbekendheid te verkrijgen.

Toelichting op deze structuur van de scriptie

De scriptiehoofdstukken hebben elk hun eigen functie, hun eigen doel. Het soort informatie dat in de afzonderlijke hoofdstukken staat, is daardoor wezenlijk anders. Als je alle soorten informatie goed weet op te delen in verschillende hoofdstukken, is de kans dat de lezer je goed kan volgen het grootst. Laat de hoofdstukken niet overlappen, haal de boel niet door elkaar: Beperk je in je theoretisch kader tot de theorie en de gangbare modellen en ga daar niet van alles over je opdrachtgever vertellen (want daar is je inleiding voor bedoeld). Beperk je in het hoofdstuk over de onderzoeksmethoden tot de methodologie van je onderzoek en ga er geen theorie uitleggen (want dat hoort thuis in je theoretisch kader). Beperk je in het hoofdstuk over de resultaten tot het droog presenteren van de uitkomsten van je onderzoek en ga nog geen conclusies trekken (‘Bewaar wat voor straks’!). Beperk je in het hoofdstuk over de conclusies tot het antwoord geven op de hoofd- en deelvragen en ga nog geen advies geven over wat de opdrachtgever met de conclusies moet doen… Volgens mij begrijp je nu het systeem van de scriptie, of niet? Het is even wennen, maar als je flink oefent en jezelf blijft corrigeren, dan krijg je het systeem van de scriptie al doende in de vingers.

Wijk gerust van deze standaardindeling af

Je kunt deze indeling exact navolgen, maar je kunt gerust je eigen hoofdstukindeling creëren als dat goed uitkomt voor jouw project. Elk project is immers anders. Je kunt je daarbij laten inspireren door de standaardhoofdstukindeling: de inhoud van elk standaardhoofdstuk zal hoe dan ook érgens in jouw scriptie voor moeten komen. Zorg ervoor dat uit de titels van je hoofdstukken duidelijk blijkt waar dat hoofdstuk over gaat. Leg in de leeswijzer uit hoe je stuk is opgebouwd en waarom je stuk op deze wijze is opgebouwd. Misschien wil je werken met een deelvraag per hoofdstuk waarbinnen je paragrafen wijdt aan methoden, resultaten en (deel)conclusies, of misschien werk je met een afzonderlijk hoofdstuk voor een interne analyse en een afzonderlijk hoofdstuk voor een externe analyse.

Maak er wat moois van!


Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek in Amsterdam, Eindhoven, Leiden of Rotterdam. Je bent van harte welkom.

Aanmelden voor een kennismakingsgesprek

Plan van aanpak: hbo-scriptie

Ben je aan het worstelen met je plan van aanpak, omdat je niet goed weet wat er precies in moet staan? Het plan van aanpak voor je hbo-scriptie moet altijd de volgende onderdelen bevatten:

  1. Een werktitel voor je scriptie: meestal je hoofdvraag of probleemstelling in verkorte vorm.

  2. De aanleiding voor je scriptie: het managementprobleem van je opdrachtgever en/of een kennisgat.

  3. Je probleemstelling (of centrale vraag of hoofdvraag) en je deelvragen.

  4. Een overzicht van de literatuur en de modellen die je wilt gebruiken in je scriptie.

  5. Een overzicht van de onderzoeksmethode die je wilt gebruiken: case study, enquête, interviews, desk research etc.

  6. Een voorlopige inhoudsopgave.

  7. Een voorlopige bronnenlijst/literatuurlijst.

Soms zijn de eisen uitgebreider. Daarom is het belangrijk om bij het maken van een plan van aanpak voor je hbo-scriptie ook het scriptiereglement van je opleiding na te kijken op de eisen die jouw hogeschool aan het plan van aanpak en aan je scriptie stelt!


Geeft je opleiding te weinig uitleg over scripties? Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier.